Begin 2020 besloot ik dat ik vol voor m’n nomadenleven wilde gaan. Ik leefde al als een nomade, had al twee jaar geen huis en haard meer en reisde de wereld over. Ik had een sabbatical. Maar dit jaar moest het jaar worden van écht m’n levensstijl maken van wat ik al aan het doen was. Ik had ideeën voor het kopen van een tiny house dat m’n uitvalsbasis in Nederland zou moeten worden en dat ik zou verhuren als ik er niet was. Maar eerst moest Kim around the World verder uitbreiden en groeien. First things first, ik had geen haast.

 

 

VAN HET KLEINE HUISJE NAAR AMSTERDAM

Bali was een goeie keuze. Het godeneiland is een uitermate geschikte plek om remote te werken en dat deed ik er volop. Na bijna twee jaar sabbatical en wereldreizen was het zalig om geen urge te voelen om nieuwe plekken te ontdekken, maar kon ik me gewoon overgeven aan m’n blog. Ik zat in een lekkere flow, was productief, had weinig afleidingen. Ik huurde voor 300 euro per maand een kamer en gaf gemiddeld niet meer dan een tientje per dag uit aan eten, benzine en scooterhuur.

En terwijl ik op Bali m’n stukjes schreef en m’n oude artikelen herschreef terwijl ik genoot van hippe smoothiebowls en de allerheerlijkste nasi goreng, woeide corona steeds meer door Azië. Toch merkte ik er niets van. Er was geen paniek, de grens zat niet dicht en mensen droegen weliswaar mondkapjes, maar dat is niks nieuws onder de Aziatische zon. Totdat het virus in Nederland aankwam. En er ineens een soort paniek ontstond.

Dat ik naar huis moest komen, werd me vaak geappt. Maar ik had helemaal geen huis. Eind maart zou ik echter sowieso terugkomen en ik zou tijdelijk in het appartement van een kennis in Amsterdam gaan wonen. Maar met een lockdown in het vooruitzicht was dat allesbehalve een fijne gedachte, zeker nu ik zo lekker in m’n Bali-bubbel en flow zat. Voor mijn gevoel was naar Nederland gaan hetzelfde als naar Swahili gaan: in beide landen had ik geen moer te zoeken.

 

Van Bali naar Denekamp

Maar toch ging ik. Voor m’n familie en vrienden. Want het voelde niet goed om zó ver bij ze vandaan te zijn in zo’n rare tijd. In Nederland had ik weliswaar niet veel te zoeken, maar dat had ik op Bali natuurlijk ook niet. Bovendien verliep m’n visum en gingen omringende landen een voor een op slot, dus de rekensom maakte ik in één middag. Zondags besloot ik te gaan, maandags zat ik in het vliegtuig en dindsdags stond ik al op Schiphol. Géén idee wat ik zou gaan doen.

Amsterdam werd het niet. Een lege stad die op slot zou gaan, daar had ik geen zin in. In m’n hometown kon ik me nuttig maken. Oppassen op m’n nichtjes bijvoorbeeld of op de kids van m’n vriendinnen. Boodschappen doen voor mensen, dat soort dingen. En dus besloot ik het bungalowpark aan de rand mijn dorp te bellen, waar ik het jaar ervoor ook al eens was geweest, met de vraag of ze een bungalow vrij hadden en die hadden ze.

Toen ik die zondagavond het huisje binnentrad voelde het alsof ik bij een ouwe opa op bezoek was, zo gedateerd was de inrichting. Maar de keuken was vrij nieuw en de badkamer ook en dus moest ik het er maar mee doen. Het was het begin van de corona-tijd in Nederland, ik had helder wat het virus de wereld kwam vertellen, waardoor ik me verrassend gemakkelijk kon overgeven. Op geen enkele manier had ik begin dit jaar gedacht dat ik weer in Denekamp terecht zou komen, maar nu was het echt even goed zo.

 

Oppassen op m’n nichtjes

Dat oppassen op m’n nichtjes kwam er van. Heel veel zelfs. Donderdags kwamen ze voor het eerst in mijn huisje en hadden we de fijnste dag die ik in tijden had gehad. De zon scheen, we picknickten buiten aan m’n zelfgefabriceerde picknick-set (ik had de salontafel naar buiten gesleept en m’n koffers platgelegd om op te zitten) en toen m’n broer ze ‘s avonds kwam ophalen viel het hem op hoe mooi het uitzicht eigenlijk was. Ik moet eerlijk zeggen dat het me tot dat moment nog niet nauwelijks was opgevallen.

Drie maanden woonde ik uiteindelijk in de bungalow en wat een goddelijkheid was dat. Met een tuin van bijna duizend(!) vierkante meter, uitzicht op twee vijvers, omgeven door bomen met fluitende vogels die allerlei liedjes met elkaar leken te zingen en een groot weiland aan de achterkant kwam ik helemaal bij zinnen. Alsof ik werd gedwongen het nomadenleven af te remmen om weer even goed te aarden.

M’n nichtjes waren er elke maandag en donderdag omdat hun schooltjes waren gesloten en vaak bleven ze dan ook nog logeren. Ze speelden in het speeltuintje, met hun stepjes maakten we rondjes over het park, we bouwden hutten, zetten de tent op in de immense tuin, versierden wafeltjes die ze mochten opeten (met fruit!) en aten ijsjes en pannenkoeken. De eerste paar weken vroeg Fenne (3) steeds of ik terug was uit Bali, alsof ik niet gewoon voor haar neus stond en ze niet de week ervoor ook al bij me was. Alsof ze maar niet goed kon begrijpen dat ik dan weer hier en dan weer daar was. Maar op een gegeven moment hield dat op. Tante Kim was in het kleine huisje. Punt.

 

Tiny house

Na een paar weken viel opeens het kwartje: ik had m’n tiny house gevonden. Het was weliswaar niet echt een tiny house – het had bakstenen en een fundering -, maar het was helemaal goed zoals het was. Bovendien was de tuin enorm; ik zou er een moestuin en een zonneterras kunnen aanleggen en dan zou ik nog ruimte over houden voor een zwembad, een jacuzzi én een overkapping. Ik zou de heg weghalen waardoor ik ver uitzicht zou hebben op het achterliggende weiland en ik wist al precies hoe ik het huisje zou gaan inrichten en uitbouwen.

Je snapt, m’n hart deed zeer toen ik vertrok uit huisje 87. De eigenaren hadden het verhuurd aan iemand anders en dus moest ik eruit. Op de vraag of ik het huisje van ze kon kopen kreeg ik een negatief antwoord en dat deed nog wel het meest zeer. Ik kon al m’n spullen weer inpakken om uiteindelijk alsnog naar Amsterdam te vertrekken. Niet in het appartement waar ik in maart in zou gaan, maar in het appartement waar ik vorig jaar een paar maanden woonde.

En hier ben ik nu nog steeds. Ik heb het naar m’n zin ook al is het anders dan vorig jaar. Toen was ik blij dat ik na veertien maanden reizen eindelijk weer even een vaste plek had, nu is alles al in zo’n rustig vaarwater geweest dat ik het juist fijn vind weer even de reuring van de stad om me heen te hebben. Vorig jaar was vooral genieten en leuke dingen doen – ik zat immers nog in m’n sabbatical -, nu ben ik voornamelijk weer veel aan het werk en aan het schrijven. En probeer ik ondertussen het kleine huisje los te laten.

 

Van het kleine huisje naar Amsterdam

Bezoek heb ik veel minder dan vorig jaar, maar toch komt er af en toe even iemand aanwaaien en twee weken geleden stonden de twee aapjes hier op de stoep. Met hun ouders uiteraard. Ze konden zich nog van alles herinneren van vorig jaar (bizar hoe dat blijft hangen) en dan vooral de tram en de metro, want die hebben we niet in Denekamp. Maar wat er wel is in Denekamp is het kleine huisje en ook Fenne kan het nog niet helemaal loslaten.

De verwarring rondom tante Kim zit hem nu niet meer in Bali en het kleine huisje, maar nu in het kleine huisje en Amsterdam. Maar zo klein als Fenne is, zo goed kan ze dingen plaatsen en uitleggen. Toen ze hier met een glaasje ranja en een bakje chips naast haar grote zus op de bank zat, concludeerde ze: ‘Eerst was je in het kleine huisje, nu ben je bij Amsterdam.’

Spot on. Blijf voor altijd zo, kleine draak. Dan zorgt tante Kim wel weer voor de volgende verrassing waar je me samen met je zus kan bezoeken. En ondertussen blijf ik enorm in het ongewis over hoe het universum mij dat heerlijke kleine huisje heeft kunnen geven en het vervolgens ook weer van me afnam. Wat daar de reden van is zal ik over een tijdje vást weten, in the meantime blijf ik gewoon lekker m’n ding doen in voorlopig Amsterdam.

 

Tot de volgende update!

 

Meer dagboekverhalen? Lees ook:

 

ALLE DAGBOEKVERHALEN

Share via
Copy link
Powered by Social Snap