Een reistype is ongetwijfeld iemand die veel reist. Destijds reisde ik bijna niet, maar toch werd ik als reislustig bestempeld. Ik vond het leuk; een compliment zelfs, maar mijn leven stond meer in het teken van mijn toenmalige relatie en mijn studie dan dat het reisvirus had toegeslagen. Toch droomde ik ervan en wist ik dat er ooit een tijd zou komen dat ik vaak op reis zou gaan. Hoe dat zo allemaal gekomen is?

 

 

REISVIRUS

I’ve got the travel bug

Natuurlijk was Curaçao het begin. Het begin van mijn nieuwsgierigheid naar de wereld. Een wereld die zo anders is dan wat ik thuis in het mooie Twente gewend was. Al op het VWO wist ik dat ik tijdens mijn studie naar het buitenland wilde en ontstond mijn wens om meer te zien dan dat wat ik kende. En dus ging ik ervoor. Ik belandde op Curaçao via een stage, ontmoette een knappe Argentijn en besloot na het halen van mijn hotelschooldiploma terug te gaan naar dit heerlijke Caribische eiland. Ik ging samenwonen en studeerde verder. Bedrijfskunde dit keer.

Een cultuurshock is de beste benaming voor wat mij overkwam toen ik eenmaal voet aan land zette.

Een heerlijk eiland vond ik het overigens niet direct. Een cultuurshock is de beste benaming voor wat mij overkwam toen ik eenmaal voet aan land zette. Ik verwachtte pracht en praal, rijkdom, grote auto’s, mooie boten, strakke wegen met palmbomen. Een boulevard met winkels, hotels, restaurants en barretjes, maar hoe goed ik ook zocht, ik vond het nergens op het eiland. Het beeld dat ik had werd gevormd door wat ik aan Spaanse costa’s had gezien, door wat de media van het eiland liet zien. Ik vond het zelfs armoe troef en het heeft heel lang geduurd voordat ik enigszins gewend was.

Na vijf jaar verliet ik Curaçao en in 2008 kwam ik, via Argentinië, het land van mijn toenmalige vriend, terug in Nederland. En dat Argentinië, dat vond ik zo bijzonder. Ik was 22, het was 2004, toen ik er voor het eerst was. In die tijd kwam ik nooit in Nederland. Gek genoeg voelde Argentinië, of eigenlijk Buenos Aires, een beetje als thuiskomen. We waren in een land, in een stad. Ik wist niet meer hoe dat voelde na al die tijd op een eiland te hebben doorgebracht. Het voelde alsof ik tijden had liggen slapen en opeens ontwaakte in het drukke verkeer en struinend over de Europees aandoende kinderkopjes in de smalle steegjes. Ik vond de drukte heerlijk. Magisch zelfs.

Het was juli, wintertijd, en dus was het koud. Ik droeg voor het eerst in meer dan een jaar een trui en een lange broek en dichte schoenen. Ik maakte vrienden, leerde in vier weken behoorlijk wat Spaans en realiseerde me dat ik aan de andere kant van de wereld in een enórm land was en dat er hier ook gewoon gebouwen stonden, straten aangelegd waren en auto’s reden. Het was anders dan thuis en ook dan mijn andere thuis, maar ook hier leefden gewoon mensen. En die mensen waren zó hartelijk dat ik in vier weken tijd meer zoenen kreeg dan in de 22 jaar die eraan vooraf gingen. Ik werd geëerd om mijn blonde haren en blauwe ogen. De mensen waren gek op mij en ik op hen. Ik moet gauw weer eens terug!

 

Nooit meer hetzelfde

Mijn early twenties heb ik compleet in het buitenland doorgebracht, ik zag mijn familie en vriendinnen nauwelijks, ik sprak soms dagen achtereen geen Nederlands, leerde mezelf Spaans en leefde een totaal ander leven dan mijn leeftijdsgenoten ’thuis’.

Ik was 24, het was inmiddels 2006, toen we er voor de tweede keer waren en de laatste keer bleven we vijf maanden. Dat het mijn leven en mijzelf heeft veranderd, dat moge duidelijk zijn. Mijn early twenties heb ik compleet in het buitenland doorgebracht, ik zag mijn familie en vriendinnen nauwelijks, ik sprak soms dagen achtereen geen Nederlands, alleen maar Engels, leerde mezelf Spaans en leefde een totaal ander leven dan mijn leeftijdsgenoten ’thuis’.

De gedachte dat álle mensen in mijn huidige leven daar niet bij waren en nooit zoiets hebben meegemaakt, zorgen ervoor dat het voelt alsof het in een ander leven heeft plaatsgevonden. Maar tegelijkertijd zijn al die ervaringen en momenten nog zó levendig, dat het leven in Nederland nooit meer hetzelfde werd. En dat hoeft ook niet. Weet ik nu.

Dat het even duurde voordat ik weer gewend was in Nederland, was onoverkomelijk. Ik had teveel gezien, gedaan en meegemaakt. Ik kon niet wennen. ’s Ochtends opstaan, werken, grijze luchten. Ik had er naar uit gekeken om weer in Nederland te gaan wonen en een echte baan te hebben, maar het viel me heel erg tegen. O, het was heel fijn om bij mijn familie te zijn en ik ontdekte mijn dorp zoals ik het niet eerder kende, maar het gewone, dagelijkse leven kreeg ik maar niet op de rit. Na wat financiële tegenslagen pakte ik na een tijdje weer mijn spullen. Mijn leven was weer in Nederland, maar het reizen zou niemand me meer afnemen.

 

Reisvirus

Het reisvirus was ontwaakt. Ik ging daarna ook naar Azië, het Verre Oosten. En ik maakte Europese citytrips, samen met mijn moeder en mijn lieve vriendin M. Het jaar erop ontdekte ik ook New York en Miami. Waar ik dat reisvirus toch van heb, vroeg mijn moeder zich zo vaak af. Zij was geen reiziger en mijn vader was al helemaal zijn dorp niet uit te slaan. Van mezelf, antwoordde ik steevast. Aard van het beestje zeg ik altijd. Of het ooit overgaat? Ik denk het niet. Ik word ouder, vind het héérlijk om thuis te zijn en lekker aan te modderen, maar telkens wil ik weer. Naar nieuwe plekken, nieuwe steden en landen. Want de wereld is zo mooi en er is zoveel te zien en te ontdekken. Het zal altijd blijven.

 

Meer reisinspiratie? Lees ook:

 

MEER REISINSPIRATIE

Share via
Copy link
Powered by Social Snap