Als ik terugdenk aan mijn jeugd en daarmee terugdenk aan mijn vader, die ik helaas maar tot mijn elfde in mijn leven mocht hebben, dan denk ik aan twee dingen. Of nee eigenlijk drie. Eén, voetbal. Gewoon omdat hij dat heel goed kon en dat zijn grote passie was. Twee, de bank. Omdat hij daar werkte en ik vroeger dacht dat alle vaders bij de bank werkten. En drie, de Tour de France. Hij hield ervan. Uren kon die man op hete zomerdagen naar een groep wielrenners in de Franse bergen kijken. En het leuke is: ik kwam er pasgeleden zomaar in terecht en schreef in mijn reisdagboek Tour de France.
REISDAGBOEK TOUR DE FRANCE
Op de juiste tijd op de juiste plek
Ik moet eerlijk zeggen dat ik zijn fascinatie voor de Tour de France (noch voor voetbal of welke andere sport dan ook) niet heb geërfd. Ik weet dat er etappes zijn, wat het peloton is, ik ken de termen tijdrit, tête de la cours en demareren en dat alles bij elkaar vind ik al heel wat. Er kunnen drie verschillende ’truien’ gewonnen worden, welke kleur en print ze hebben, maar wie wanneer in welke kleur mag fietsen is mij tot op de dag van vandaag een groot mysterie.
Dat ik een middag vrij zou nemen om naar een bergetappe van de Tour de France – op televisie notabene – te kijken, dat zou dus van mijn lang zal ze leven niet in mij opkomen. Het feit dat mijn broers (of in ieder geval eentje van ze) dat wel doen, bewijst dat zij de sportieve genen van onze lieve vader wél hebben geërfd. Dat juist uitgerekend ik, van al die sport-, fiets- en voetbalfanaten in de familie, bij de Tour de France moest belanden, dat was dan wel weer een bizarre gebeurtenis.
Of ik überhaupt wíst dat de eerste bergetappe van het seizoen precies in de plaats zou vertrekken waar ik op dat moment was? Neen. Ik was er per ongeluk. En joh, ik had al een volledige planning voor die week gemaakt en die moest ik nu helemaal overhoop gooien. Of ik dat erg vond? Integendeel. Want toen ik eenmaal wist dat die Tour ging plaatsvinden, toen moest ik er natuurlijk naar toe. Alleen al voor mijn broers. Maar meer nog voor de hete zomerdagen die vroeger door mijn vader in onze koele, donkere woonkamer werden doorgebracht. Ik wilde nu niks meer missen!
Lees ook: Lief reisdagboek #2: Al twee weken. Eurotrip 2018 is onnnn!
Op zich is het best moeilijk niks te missen
Nu is het op zich best moeilijk niks te missen, want je kunt nou eenmaal niet de hele rit volgen als je aan de kant van de weg staat. En dus heb ik het voor mezelf zo volledig mogelijk gemaakt. Ik sprong de dag voor de rit in de auto en reed in een paar uurtjes de hele etappe. Ja echt, de hele. Op een stukje afgesloten weg – want onverhard wegdek – na, reed ik hem helemaal van voor naar achter. Ik wilde het voelen. Ik wilde weten waar die beroemde fietsers langs zouden gaan. Wat ze zouden zien en welke beelden er op tv zouden komen. Ik wilde er per se zijn geweest.
Ik reed door de bergen, door haarspeldbochten en vond meteen dat de route, de straat en de hele omgeving niets anders uitstraalden dan Tour de France. Dit was het gewoon. De gele pijltjes langs de weg, die er al voor de renners waren neergehangen – zou toch lullig zijn als ze een verkeerde afslag namen -, de letters op het wegdek, zoals ik dat vroeger als klein meisje altijd al op televisie in die donkere woonkamer zag, de campers langs de weg en de wielrenners die er misschien altijd wel te vinden zijn. De Tour was, de dag voor de happening, al helemaal voelbaar.
Ondertussen appte ik mijn broers. Omdat ik niet helemaal zeker wist hoe ik het moest gaan doen. Moest ik bij de start gaan staan? Of ergens op een berg? Ze waren unaniem dat het een berg moest gaan worden. En dan het liefst die laatste. Want dan zijn de renners al helemaal naar de gedver en dat is het mooist. Om ze dan te zien zwoegen en verbijten en zo de laatste loodjes te zien pakken. En dus deed ik dat. En ging ik de volgende dag in alle vroegte (vijf uur ’s ochtends mensen, what was I thinking) de Col de la Colombière op. Whop!
De drukte bleef uit
De drukte die ik had verwacht bleef uit. Om iets voor half zeven was ik op 2,6 kilometer van de top van de col en settelde ik me op een heerlijk plekje. In een zijweggetje van de hoofdweg vond ik een plekje voor mijn C1’tje en mij. Er stonden meer auto’s en tentjes langs het weggetje (en de mensen in dat tentje hadden die nacht dus scheef op die berg geslapen – hoe dan?) en ik had mijn slaapgear meegenomen, waardoor ik nog een uurtje of twee op de achterbank heb kunnen slapen. Van een C1? Ja, van een C1. Dat is dan weer het voordeel van één meter twintig zijn.
Wat ik vervolgens de hele dag deed? Wachten. Ik verwachtte de renners pas tussen vijf en half zes ’s middags. Ik zat, ik las, ik liep. De berg eerst een stukje af en later weer op. En daarna de andere kant op. Bergje op en later weer af. Foto’s schieten. Filmpjes maken. Over de beroemde letters op het wegdek lopen. Appen met het thuisfront en me door hun op de hoogte laten houden. Social media bijhouden en updaten. Mensen zien en met een enkeling praten. De sfeer proeven, zonnebaden. Ondanks dat ik elf (!!) uur heb gewacht, vloog de dag voorbij.
En toen werd het vijf uur. Al drie kwartier stond ik inmiddels langs de weg. Ik appte met mijn broers. Zij hielden me op de hoogte van wat er gebeurde, want daar wist ik zelf natuurlijk niks van. Het waren hun berichtjes (en later ook van anderen die begonnen te appen) die me zenuwachtig maakten. Totdat het voelbaar werd. Ik zag hoe mensen met vlaggen begonnen te zwaaien. Hoe iedereen positie innam. Je voelde dat er iets ging gebeuren, maar alsof niemand wist wat er kwam. Het was eerder mysterieus dan exciting. Alsof er een storm op komst was en we allemaal op onze hoede waren van het onbekende dat langs zou razen. Als in een film. En toen kwam opeens die helikopter. Zijn geluid en zijn aanwezigheid. De koploper was nu vlakbij.
En opeens kwamen ze de bocht om
En opeens kwamen daar motoren de bocht om. Gevolgd door auto’s met al die fietsen op hun daken. Zoals je ze ook op tv ziet. Ze waren er echt. Alsof ik werkelijk ín de televisie stond. Mijn app stond roodgloeiend. Hij komt nu jouw kant op! De koploper. Hij moet er nu ongeveer zijn! Ja! Hij is er! Ik maakte een filmpje. Niet voor mezelf, maar voor mijn broers. Om meteen aan hun door te sturen. Terwijl ze het net zelf op tv hadden gezien. Maar ik wilde dat zij zouden zien wat ik had gezien. Zodat ze er toch een beetje bij waren. Zoiets.
Want ik voelde me natuurlijk nog knap lullig ook, dat ik als sportnerd van de familie langs de kant van die Tour de France stond. Alaphilippe? Die reed dus op kop, maar ik had nog nooit van die goeie man gehoord. Als Froome maar niet zou winnen, want dat is blijkbaar een eikel. Na Alaphilippe kwam de gele trui (op een gele fiets, omgeven door gele motoren en een gele auto) en toen nog allerlei groepjes renners, waardoor ik geen idee had welke groep het peloton was. Ondanks dat ze de berg op gingen, ging het zo snel dat de kans groter was dat Dumoulin mij zag dan ik hem.
Na veertig minuten was het klaar. Inclusief de bus met sprinters die op het laatst nog kwam. En pakte iedereen die de hele dag met mij op die berg had gestaan, de boel in om huis-, hotel- of campingwaarts te keren. Dat ging nog niet zo vlot en pas uren later kwam ik weer terug op mijn camping. Waar ik de volgende dag bij de wasmachines mijn hele verhaal aan een Britse vrouw vertelde, terwijl mijn witte was op volle toeren draaide. Gewoon omdat ik daar behoefte aan had.
En dat was dat. De Tour de France. Een toevalstreffer. Een cadeautje. Een heerlijke gebeurtenis tijdens mijn Eurotrip die ik helemaal vet, cool en geweldig vond. De volgende keer gaan we met z’n allen. Dat móét gewoon. En nu moet het even gezegd: Wat zou het mooi en fantastisch zijn geweest als mijn vadertje er nog was.
Meer uit m’n travel journal? Lees ook:
- Lief reisdagboek #2: Al twee weken. Eurotrip 2018 is onnnn!
- Lief reisdagboek #1 Eurotrip: Wijn op de camping in de Elzas
- Next trip: op soloreis met een tent door Europa!