Het gebeurde (en gebeurt nog steeds) mij geregeld. Van die momenten op reis waarvan je je achteraf afvraagt hoe je erin verzeild ben geraakt en die ook best heel anders hadden kunnen aflopen. Van die momenten die je pas veel later aan je thuisfront vertelt. Omdat je je toch een beetje schaamt of je eigenlijk gewoon niet zit te wachten op commentaar (“Hoe kon je nou zo stóm zijn!”). Ik kan zo een waslijst met momenten opnoemen, maar deze vijf bizarre reismomenten springen er toch wel echt uit.
BIZARRE REISMOMENTEN
Jij hebt vast ook wel eens dingen meegemaakt die je liever niet waren overkomen. Van het verliezen van bankpasjes tot het niet op tijd tanken tijdens een roadtrip… joh, het kan de beste overkomen. Het zorgt achteraf in ieder geval voor de leukste verhalen en anekdotes en zo heb je op een verjaardag of een feestje tenminste een leuk verhaal te vertellen. Maar tijdens het moment zelf is zo’n situatie allesbehalve grappig en hoop je maar dat het gauw voorbij is en dat alles weer goed komt. Ik neem je mee naar mijn vijf bizarre reismomenten.
1. Drugscontrole op Hato Airport (Curaçao)
Het is 2003. Ik heb dikke verkering met een jongen die ik een half jaar ervoor tijdens mijn stage op Curaçao leerde kennen. Twintig lentes jong en voor ons ‘jubileum’ eventjes terug op het eiland waar het allemaal begon. Na een week vlieg ik terug naar Nederland, overigens een dag te laat doordat het vliegtuig de vorige dag overboekt was. Op Hato Airport is het ontiegelijk druk, online inchecken bestaat nog niet en de oude vertrekhal is bloedheet.
In mijn eentje sta ik in de rij bij de douane. Klein, blond, piepjong. En alleen. Blijkbaar val ik op. De douanier kijkt me aan.
“Ben je alleen?”
Ik knik.
“Wat heb je hier op Curaçao gedaan?” vraagt hij, niet bepaald uit persoonlijke interesse.
Ik begin te vertellen. Dat ik eerst had stage gelopen. En een vriendje had gekregen. En dat ik nu voor ons jubileum weer even op het eiland was.
Of mijn vriendje een Curaçaose jongen is, vraagt de man.
Ik schud mijn hoofd.
“Nee,” zeg ik enthousiast, “hij komt uit Argentinië.”
De man kijkt me stoïcijns aan. Voor het eerst voel ik me ongemakkelijk.
Hij gebaart vervolgens met zijn hand.
“Kom jij maar even mee.”
Het zweet breekt me niet uit, ik voel me niet zenuwachtig worden. Ik heb niet eens in de gaten wat er gebeurt. De man leidt me naar een kamertje waar een andere man zit. Gebaart me mijn handbagagekoffer op de tafel middenin de ruimte te leggen en hem te openen. Ze pakken mijn hele koffer uit. Betasten alles wat erin zit, van mijn inlegkruisjes tot deodorant. Ze vinden niks opmerkelijks.
Even denk ik dat ik mag gaan. Maar dan gebaart een van de mannen me te gaan zitten. Ik doe wat me zonder woorden gevraagd word. Of ik mijn mond wil openen. Heel wijd. Ik open mijn mond en met een zaklamp wordt er in mijn mond en mijn keel gekeken. Nog steeds ben ik niet nerveus of gespannen. Nog steeds heb ik geen idee wat er aan de hand is of wat er gebeurt. Denk ik dat het routine is.
Na een tijdje met zijn zaklamp bijna mijn slokdarm te hebben kunnen zien, doet de man zijn lampje uit. Hij gebaart naar mijn koffer en alle zooi die er naast ligt. Zonder iets te zeggen. Ik pak de spullen op en leg ze terug in mijn koffertje. Ik kwam goed weg. Had niks te verbergen. Mijn koffer was drugsvrij ondanks mijn Zuid-Amerikaanse vriendje en ik had al helemaal geen bolletjes geslikt, maar dit was wel een van mijn meest bizarre reismomenten ooit.
2. ’s Nachts alleen op straat in Chumpon, Thailand
Het is januari 2014. Vanochtend vroeg vertrokken uit het noorden van het Thailand. In Pai, vlak aan de grens met Myanmar, waren we de afgelopen dagen en via Chiang Mai reisde ik vandaag terug naar Bangkok, waar mijn rondreis door Thailand een week of twee geleden begon. Gisteravond om tien uur vertrok mijn bus vanuit de Thaise hoofdstad naar Chumpon. Een stadje aan de kust, van waar boten naar de Thaise bounty-eilanden vertrekken.
Er wordt tegen mijn been geschopt. Ik schrik er wakker van en kijk recht in de ogen van buschauffeur. Hij gebaart me dat we op mijn bestemming zijn en dat ik uit moet stappen. Ik kijk meteen naar de klok voorin de bus. Vier uur. Het holst van de nacht wordt het ook wel genoemd. Ik sta op en loop richting de uitgang van de bus, terwijl de Thaise vrouw die naast me zit me een pakje drinken toestopt. Alsof ze weet wat er staat te gebeuren. Namelijk dat ik nog lang niet met een cocktail van mijn tropische strand kan genieten.
Ik stap de bus uit naar buiten. De chauffeur pakt mijn backpack uit het bagageruim en geeft hem aan mij. Hij gooit de klep van het ruim dicht, kijkt me niet meer aan, loopt naar de voorkant van de bus, stapt in en rijdt zonder blikken of blozen weg. Ik sta op de stoep met al mijn persoonlijke bezittingen op mijn rug. Op het licht van een paar straatlantaarns na is het pikkedonker. Ik ga zitten op het bankje langs de straat en realiseer me opeens dat ik bij een bushalte ben. Met geen idee wat ik moet doen of ik hoe bij de boot naar Ko Tao kom, kijk ik om me heen. Ik ben helemaal alleen.
Plots hoor ik het geluid van een brommer. Of een scooter. Steeds dichterbij. Een mannetje rijdt op me af alsof hij naar me onderweg was en me op komt halen. Er zullen hier wel vaker moederziel alleen toeristen zitten die met dezelfde tocht als ik bezig zijn. Of ik naar de boot moet, vraagt hij me. Hij pakt mijn backpack van de grond, zet hem voor zich tussen zijn voeten op zijn scootertje en zegt me dat ik achterop moet gaan zitten. Tijd om tegen te stribbelen heb ik niet. En dat wil ik ook niet. Alles is beter dan dit verlaten busstationnetje. Ik spring bij hem achter op en twee minuten later komen we aan bij een treinstation.
Uren wachten volgen. Is het station eerst nog verlaten, komen er uiteindelijk zoveel mensen bij dat ik bijna de volgende bus naar de haven mis. In slaap vallen in die bus, wachten in de haven, een ontmoeting met een grappige Australiër en kotsen op de boot tijdens een storm op zee volgen voordat ik rond het middaguur eindelijk neerplof op mijn hotelbed. Het strand lonkt, maar eerst? Eerst moet ik slapen…
3. Paniek! Creditcard verloren in Costa Rica
Het is februari 2011. Zonder bankpas op reis gaan is niet iets waar ik expres voor koos toen ik een dag of tien geleden in het vliegtuig stapte, maar het gebeurde wel. Mam sms’te me meteen en ik las het toen ik hier net aan was gekomen.
“Jouw bankpas lag in de regen bij je achterdeur. Red je het wel zonder?”
Ik had het zelf inmiddels ook al geconstateerd na al die uren reizen en overstappen van Amsterdam naar San José, Costa Rica. Ja hoor, dacht ik toen nog. Ik heb immers mijn creditcard nog. Maar dat ik mijn creditcard vervolgens afgelopen zondag in de geldautomaat liet zitten en dus verloor, dat was op zich niet heel erg slim. Gisteren ontdekte ik het. Toen ik na een hele dag op excursie wilde betalen. En dat dus niet kon. Ik wist nog niet dat een van mijn meest bizarre reismomenten ooit aan het beginnen was.
De bank draaide overuren voor me en ik kreeg vanochtend het verlossende woord. Ik kan 1000 dollar emergency cash ophalen bij Western Union. Dat moet genoeg zijn voor de komende tien dagen. Ik blijf een paar dagen hier in Manuel Antonio, dus dat komt goed uit.
Een rode taxi stopt voor mijn neus nadat ik hem gebaarde te stoppen. Ik sta langs een landweg, middenin de natuur, vlák aan het strand voor de deur van mijn hostel van de komende dagen. Ik zeg in mijn allerbeste Spaans dat ik naar Quepos moet. Hij rijdt over de landweg, door bochten en langs bomen en planten die ik niet vaker eerder in het wild heb gezien. Quepos is niet te missen hier in de jungle. Hij vraagt waar ik naar toe moet.
“Naar Western Union,” antwoord ik. “En je hebt er zelf ook baat bij, want anders kan ik je niet betalen,” grap ik er achteraan.
Hij wordt opeens serieus. Dat Quepos best gevaarlijk is en dat hij het eng vindt om me alleen het geldkantoor in te laten gaan. Hij zou wel op me wachten aan de overkant van de straat. Ik wantrouw hem, maar tegelijkertijd wil ik dat niet. Ik stap uit, loop langs een gewapende man bij de ingang van het kantoor, haal mijn geld op en loop terug. De taxichauffeur staat aan de overkant van de straat, klaar om me terug te brengen naar mijn hostel.
Ik stap weer bij hem in. Hij vertelt zorgelijk dat er veel malafide taxi’s rondrijden in dit gebied. Dat ik voor een volgende keer goed moet opletten dat ik een echte taxi neem en hij legt me uit waar ik de auto’s aan kan herkennen. Een paar minuten later herken ik het logo van mijn hostel. Ik had niet eens in de gaten dat we er al waren. Wat een lieve man. Ik ben blij dat hij me zo goed heeft geholpen. Ik geef hem een flinke fooi – ik heb immers flappen genoeg op zak – en bedank hem. Wat fijn dat hij te vertrouwen was. Maar wat als dat niet zo was geweest?
4. Ai! Vlucht gemist! Stuck in London
December 2010. Op tijd vertrokken, in alle vroegte die ochtend vanuit de wijk Bayswater. Met de metro naar Liverpool Street Station gekomen om daar de eerste trein te pakken die ons naar vliegveld Stansted brengt. Maar de trein is er niet op tijd. Hij laat al zeker een half uur op zich wachten als hij eindelijk aan komt sjokken. We gaan zitten en na tien minuten komt hij eindelijk piepend en krakend in beweging, maar sneller dan een slakkengang gaan we niet richting het vliegveld.
Mam en ik kijken elkaar verontrust aan. Hadden we net drie heerlijke, maar regenachtige dagen in Londen samen gehad, waarin we zelfs haar 58e verjaardag vierden, begint de klok nu toch echt te tikken en wordt een vierde dag in deze geweldige hoofdstad steeds waarschijnlijker. De trein stopt opeens. Het is nog steeds donker. We worden verzocht uit te stappen. Met onze koffers klimmen we een trap op en een andere weer af om in een ander treintoestel plaats te nemen. Een toestel waarvan we hopen dat deze wel in een streep naar het vliegveld gaat.
En dat doet ie. Maar de tijd heeft ons al ingehaald. Als we op Stansted aan komen snellen, zijn de incheckbalies net gesloten. Het scheelde niet eens heel erg veel. Mam wordt boos en raakt in paniek; ik blijf zoals altijd de rust zelve. Yin en Yang zijn we altijd al geweest. Even weten we niet wat we moeten doen. Ons erbij neerleggen lijkt de enige optie. We boeken een extra overnachting in het Hilton en tijdens ons korte verblijf verandert de wereld van een natte bedoening in een witte massa. Sneeuw. Dat kon er ook nog wel bij.
Op televisie zien we niets anders dan beelden van Heathrow dat zijn vluchten cancelt en vliegtuigen die niet kunnen landen, omdat er in zo’n korte tijd zoveel sneeuw is gevallen. Onze verbazing is de volgende ochtend dan ook groot als we merken dat onze vlucht naar Eindhoven gewoon doorgaat. Dat hadden we niet verwacht. Een geluk bij een ongeluk, zeg maar. Hebben we toch nog Londen in de sneeuw gezien…
5. Op roadtrip: 2x bijna zonder benzine
Over bizarre reismomenten gesproken. Dat ik graag mag autorijden is geen geheim en dat ik dus graag een roadtrip maak, zal dan ook niemand verbazen. Meestal ben ik goed voorbereid, maar het gebeurde me toch tot twee keer toe dat ik bijna zonder benzine kwam te zitten.
In augustus 2012 op weg naar huis vanuit Parijs, ergens op een Belgische snelweg duurt het langer dan dat de harten van mijn vriendin M. en mij aankunnen voordat we een tankstation bereiken. Het benzinelampje van mijn leaseauto brandt al een eeuwigheid en ik sukkel met een snelheid van 80 km/uur over het asfalt van onze zuiderburen. Ik zie voor me hoe één van ons straks achterblijft in de auto, terwijl de ander op slippers kilometers sjokt op zoek naar een tankstation en met een volle jerrycan benzine vervolgens ook weer terug moet. Euforisch voelen we ons allebei als we toch plots een tankstation zien. Hij lijkt opeens uit de grond te schieten en redt ons van onze teloorgang na een fantastisch lang weekend in de stad van de Eiffeltoren.
Een jaar later ben ik met mam onderweg naar Kopenhagen. 750 kilometer van Denekamp naar Denemarken. In Duitsland ging het prima. Tanken hoefde niet, want we hadden de tank thuis helemaal vol gegooid. Maar nu we over het Deense asfalt razen en het al best een tijdje geleden is dat we het benzinepiepje hoorden, krijgen we het bij elke centimeter die we vorderen benauwder. De TomTom laat geregeld op zijn scherm een tankstation zien, alleen blijken deze er in het echt niet te zijn. Totdat ik (of mam, ik weet het niet meer zeker) het lumineuze idee krijg om bij het volgende seintje op de navigatie eens de snelweg de verlaten. De aangegeven tankstations staan dan wel niet lángs de weg, maar misschien wel eráchter. En ja hoor. Bij het eerstvolgende seintje rijden we de snelweg nog niet af of we zien een tankstation. Ik voel me bijna nog euforischer dan vorig jaar in België!
En jij?
Release me! Vertel me alsjeblieft dat ik niet de enige ben die dit soort domme dingen meemaakt. Heb jij ook weleens bizarre reismomenten meegemaakt? Van die momenten waarvan je achteraf denkt: Hoe kón dit gebeuren? Hoe raakte ik hier in verzeild? Hoe kon ik zo stom zijn? Ik ben echt heel benieuwd!
Thailand 2013, plaats Bangkok (vreselijke stad by the way). Samen met Anniek net begonnen aan onze rondreis door Thailand. Bangkok willen we achter ons laten en op het moment dat we in een taxi stappen valt Anniek’s mooie Nikon uit de cameratas. Hopelijk niks ernstigs. IJdele hoop, zo bleek al snel. Foto’s maken kan nog wel, maar de helft van het beeld is pikzwart. Kut. En nu? Ik in paniek uiteraard (waar heb ik dat toch van?) en Anniek baalt wel, maar denkt direct in oplossingen…
We gaan door met onze reis en als we aankomen in Chiang Mai besluiten we een fotozaak op te zoeken. Misschien hebben zij een idee… We worden vriendelijk geholpen en al snel blijkt dat de spiegel in onze spiegelreflexcamera niet helemaal terugklapt bij het schieten van een fotootje. En dat is blijkbaar van essentieel belang. De beste man achter de balie kan het probleem zelf niet verhelpen. Als we willen dat ie gefixt en dat we nog mooie foto’s kunnen maken op onze trip, dan moet ie naar de fabriek. Duurt 2 tot 3 dagen. Wij hadden ook 3 dagen Chiang Mai op de planning. Fingers crossed…
Na 3 fantastische en hele gezellige dagen in Chiang Mai (o.a. borrelen tot midden in de nacht en ziplining) lopen we vanuit ons hotelletje naar de fotozaak. De spanning stijgt. De druk is voelbaar. Zodra we de fotozaak binnenstappen herkent de beste man ons direct. Er verschijnt een lach op zijn gezicht en de spanning in ons lijf verdwijnt als sneeuw voor de zon. Anniek was zo blij als een kind 🙂